Over Westfalen

Het land van de Saksen

Het huidige Westfalen bestaat grofweg uit de gebieden rond de Duitse steden Münster, Arnsberg en Detmold. Dit gebied komt grofweg overeen met de vroegere Pruisische provincie Westfalen. Na de tweede Wereldoorlog en de ondergang van het Derde Rijk is Westfalen ondergebracht in het nieuwe Bondsland Nordrhein-Westfalen, waarvan de regering in Duisburg zetelt.

In het verleden was Westfalen echter veel groter en onderdeel van het grondgebied van de Saksische stammen. Dat laatste – de Saksen noemden dit ‘Fahala’ – reikte tot aan de Elbe. Westfalen is uiteraard het westelijk deel daarvan.

Westfalen behoort op grond van het Nedersaksische dialect en de bouwstijl tot Noord-Duitsland. Qua geschiedenis en cultuur is Westfalen echter meer verwant aan de regio Keulen en het Rijnland. Het overwegende katholicisme van de bevolking is daar een uitdrukking van.

Het landschap tot aan Coesfeld
De Berkel net voorbij Gescher (stroomafwaarts)

Het deel van Münsterland waar het Berkelpad doorheen loopt ligt in de zogeheten Westfaalse Bocht (‘Westfälische Bucht’). Dit is ongeveer het meest zuidelijke deel van de Noordduitse Laagvlakte, die hier vrijwel naadloos overloopt in Oost-Nederland. De Westfaalse Bocht wordt globaal begrensd door de heuvels van het Teutoburgerwoud, het Eggegebergte (achter Paderborn) en het Süderbergland (het Roergebied). Aan de westkant sluit het aan op het Oost-Nederlands Plateau (omgeving Winterswijk, Twente e.d.). De Westfaalse Bocht is vooral een zandlandschap met een metersdik zanddek, doorsneden door beken.

In de omgeving van de Berkelsteden Vreden, Stadlohn, Gescher en Coesfeld is dit landschap te herkennen als een van oorsprong kleinschalig cultuurlandschap dat vooral bestaat uit akkers, weidegrond, bosjes, houtsingels, beken en verspreide boerderijen (‘Streusiedlungen’). Ook zijn de sporen van de landadel en de scholteboeren nog te vinden in de vorm van kastelen, voorname huizen en grote (oude) boerderijen. In die zin lijkt het landschap erg op het landschap dat we kennen van onze route langs Borculo, Eibergen en Rekken. Overigens heeft ook in Duitsland de grootschaligheid soms flink toegeslagen. Daardoor zijn veel kleine landschapselementen verloren gegaan en tref je er soms verrassend grote boerderijen en varkensschuren aan.

Na Coesfeld: de Baumbergen
Tussen Coesfeld en Billerbeck (etappe 10): reliëf in het landschap

Voorbij Coesfeld verandert het landschap. Het wordt heuvelachtiger en we naderen de Baumbergen. De Baumbergen is het gebied achter Billerbeck, waar ook de bronnen van de Berkel liggen. Het is de waterscheiding van het stroomgebied van de IJssel (via de Berkel), de Rijn (via de Lippe) en de Eems.

In het Krijttijdperk, 139 tot 66 miljoen jaar geleden, was dit gebied een ondiepe zee. Diep in de bodem zitten nog de kalklagen die in die tijd zijn gevormd. Aan het eind van deze periode en in het Tertiair, 65 tot 2,6 miljoen jaar geleden, trok de zee zich terug en werd de bodem omhoog gedrukt. Er ontstond een hoger gelegen plateau, de basis voor de huidige Baumbergen. In de daarop volgende periode, het Kwartair, volgden de ijstijden. Vooral tijdens de voorlaatste ijstijd, de Saale-ijstijd, waren grote delen van West-Europa bedekt met grote ijsmassa’s. Deze lieten is de bodem van de Baumbergen klei, grind en zand achter. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien, werden deze overstoven met dikke lagen zand. In de nattere tijden die volgden sleten smeltwater en beken diepe voren in dit landschap. We noemen het nu een heuvellandschap, maar in feite is de Baumbergen een hoog gelegen plateau met brede erosiedalen. Dat heeft de Baumbergen overigens gemeen met het Zuidlimburgse ‘Heuvelland’.

De heuvels in dit gebied reiken meestal net boven de 150 meter. De hoogste ‘berg’ is de Westerberg in de gemeente Nottuln. Etappe 12 van het Berkelpad leidt niet over deze berg, maar komt er bij het Feriënpark Gut Holtmann wel vlak bij.

Geschiedenis van Westfalen

Rond 300 na Christus vestigen zich vanuit het huidige Holstein in Noord-Duitsland Saksische stammen in een gebied van de IJsselvallei tot aan de Elbe. Ze noemen het gebied Fahala, later verbasterd tot ‘Falen’. Natuurlijk waren er in prehistorische tijden ook al mensen in dit gebied actief, maar dit waren vaak rondtrekkende stammen en van hun geschiedenis is slechts incidentele informatie beschikbaar. Falen werd als snel onderverdeeld in de gebieden Westfalen, Engern (het gebied op de oostoever van de Weser) en Oostfalen.

In het gebied van de Berkel woonden twee stammen: de Chamaven (ook wel Hamalanders genoemd) en de Bructeren. De grens tussen beide lag in het Berkeldal ergens tussen Stadlohn en Gescher. Het Saksische gebied werd aan het eind van de 8ste eeuw ingelijfd door de Frankische koning Karel de Grote. De bevolking werd gekerstend, onder meer door de inzet van missionarissen. In het gebied van de Berkel was dat vooral de Nederlandse priester Liudger (Ludgerus). Kloosters en kerken waren vaak de aanzet tot de vorming van steden in dit gebied. En met de steden kwam er handel en bedrijvigheid.

In de Frankische wereld van graven, bisschoppen en hertogen vormde de Bisschoppen van Münster een belangrijke schakel. Deze bisschoppen oefenden zowel de kerkelijke als de wereldlijke (bestuurlijke) macht uit over het Münsterland, waartoe indertijd ook het oostelijke deel van de Achterhoek behoorde. In de tijd van de Hanze (+1250 – 1550) sloten diverse Westfaalse steden zich bij dit handelsverbond aan, waaronder Vreden, Coesfeld en Münster.

De Lambertikirche in Coesfeld. In een voorloper van deze kerk hield Liudger zijn laatste preek, een dag voordat hij (in Billerbeck) stierf.

De Reformatie schudde het van oorsprong Frankische patroon in heel West-Europa op. Waar Nederland zijn Tachtigjarige Oorlog beleefde en zijn onafhankelijkheid op Spanje bevocht, zo woedde in Duitsland de Dertigjarige Oorlog. Ook dit was een strijd om de macht tussen enerzijds protestantse en anderzijds katholieke vorsten. Bekend is de slag bij Stadlohn in 1623 tussen de protestantse veldheer Christian von Braunschweig-Wolfenbüttel en het leger van de Katholieke Liga onder leiding van Graaf Tilly. Ongeveer 10.000 soldaten verloren hierbij het leven en de Bisschop van Münster behield in deze omgeving zijn gezag. Bekend is ook de Münsterse bisschop Bernhard von Galen (‘Bommen Berend’), die diverse slagen heeft geleverd met de protestantse legers in Nederland en steden als Bredevoort, Groenlo en Groningen heeft aangevallen. De Nederlandse onafhankelijkheid en de Westfaalse Vrede werden in 1648 gelijktijdig in Münster besloten.

Aan de macht van de Münsterse bisschoppen kwam pas een einde toen de Fransen van Napoleon Westfalen bezetten. Deze Fransen hadden net hun eigen revolutie achter de rug en vestigden een seculier bestuur. In dit verband stelden zij onder meer grenzend aan Nederland het vazalstaatje Koninkrijk Salm in, met Borken als het bestuurlijke centrum. Nog maar een paar jaar later vervingen de Fransen dit door een vanuit Parijs geleid koninkrijk. Toen de Fransen werden verdreven eigende de Pruisische adel zich in 1815 het gebied toe en werd Westfalen een Pruisische provincie.

Vanaf het midden van de 19de eeuw kwam ook in het Münsterland de industrialisatie op. Vooral de textielindustrie nam daarbij een belangrijke plaats in. Tegelijkertijd groeide en verarmde de bevolking. Daardoor trokken veel inwoners weg naar onder meer Amerika en naar de diverse koloniën. een aantal van hen vestigden in Nederland en stichtten daar kledingbedrijven. Zo hebben Peek & Cloppenburg, Vroom & Dreesmann en Kreymborg allemaal hun wortels in de Westfaalse diaspora.

Tijdens het Derde Rijk van de nazi’s werd vooral de Joodse bevolking geterroriseerd, weggevoerd en uitgemoord. De nazipartij NSDAP kreeg aanvankelijk in het verarmde, agrarische Westfalen flinke steun. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, vooral in maart 1945, werden de meeste Berkelsteden door de Amerikanen vrijwel geheel platgebombardeerd. De steden werden nadien weer opgebouwd, maar veel oude gebouwen zijn er niet meer. De economie, die oorspronkelijk vooral stoelde op de landbouw en de textielindustrie veranderde in de loop der jaren naar een diensteneconomie, hoewel ruimtelijk gezien (niet economisch) de landbouw nog steeds een grote rol speelt.

Vlag en wapen van Westfalen

Op 22 oktober 1882 voerden de Pruisische machthebbers nieuwe vlaggen in voor hun provincies. De provincie Westfalen kreeg een vlag in twee kleuren: boven wit en onder rood. Als heraldiek wapen kreeg Westfalen een wit, steigerend paard op een rood schild: het Westfalenross of Sachsenross. Kenmerkend voor het Westfalenross is de geheven staart. Vergelijkbare paarden werden ook in andere ‘Saksische’ gebieden ingevoerd, waaronder Nedersaksen en Twente. Paarden in lakzegels en heraldieke wapens komen overigens al vanaf het eind van de 12de eeuw in het Saksische gebied voor.

Links: de vlag van Westfalen; midden: het wapen van Westfalen met het Saksische paard; rechts: de vlag van de deelstaat Nordrhein-Westfalen met de wit-groene kleuren van het Nordrheingebied en de wit-rode kleuren van Westfalen. In het wapen in het groen de Rijn, opnieuw het Saksische paard van Westfalen en de roos van het vroegere land Lippe.