Het landschap van de Achterhoek

Om het landschap van de Achterhoek goed te begrijpen moeten we eerst de ondergrond in. Het westelijk deel van de Achterhoek is gevormd uit een enorm gletsjerdal, met als ene rand het Veluwemassief en als andere rand een keten van kleinere zijmorenes die we kennen als Lemelerberg, Sallandse Heuvelrug, Lochemse Berg en Montferland. Dit dal werd gevormd in de voorlaatste ijstijd, zo’n 150.000 jaar geleden. In de laatste ijstijd, 116.000 tot 12.000 jaar geleden, bereikte het landijs Nederland niet, er heerste hier toen wel een toendraklimaat. In die periode lag de Noordzee grotendeels droog. Het zand woei met de ijzige poolwinden naar het oosten. Het vulde het gletsjerdal tientallen meters op en bedekte ook de delen buiten het gletsjerdal en ten oosten van de Lochemse berg van de Achterhoek en het aangrenzende Westfalen. Dit laatste gebied staat bekend als het Oost-Nederlandse Plateau en in Duitsland als het Westfaalse zandgebied (‘Westfälische Sandebene’) in het Münsterlandse laagland.

Het zand werd door de heersende wind veelal in west-oostelijke richting in lange ruggen neergelegd. Toen het klimaat weer wat warmer werd, legde de vegetatie deze vormen vast. Deze zogeheten ‘dekzandruggen’ vormen nog steeds het belangrijkste kenmerk van het Achterhoekse en Westfaalse landschap. De meeste oude boerderijen en oudere wegen liggen op dergelijke zandruggen, evenals de landgoederen en de vele eikenbossen. Dit landschap wordt doorsneden door talloze beekjes die het water afvoeren dat uit de dekzandruggen sijpelt. Tussen de ruggen kon het goed nat zijn, al is dat door alle drainagemaatregelen grotendeels verleden tijd. Hier en daar zijn nog restanten zichtbaar van natte elzenbroekbossen en natte hooilanden. Uit de feodale tijd stammen de vele landgoederen en voorname huizen die evenzeer kenmerkend zijn voor het landschap van zowel de Achterhoek als Westfalen.

Achterhoeks landschap vanaf de Lochemse Berg
De onbekende geschiedenis van de Achterhoek
Huize De Voorst in Eefde. Voormalig eigendom van Alfred Joost van Keppel en gemodelleerd naar het koninklijke paleis Het Loo

Na het vertrek van de Romeinen uit de Lage Landen woonden er in de Achterhoek en Westfalen voornamelijk Saksische stammen. Met het ontstaan van het enorme Frankische rijk van Karel de Grote werden deze stammen een voor een ‘gepacificeerd’. Missionarissen, zoals Liudger en Lebuïnus werden er op uitgestuurd om de Saksen tot het Christendom te bekeren.  

Het Frankische rijk kende grote standsverschillen. Aan het hoofd stond Karel de Grote en zijn opvolgers, de Duitse keizers. Om invloed over hun enorme rijk te behouden deelden zij bezittingen uit aan gezagsgetrouwe bisschoppen die zij eerst zelf hadden benoemd, zoals die van Utrecht en van Münster. Deze benoemden op hun beurt lokale machthebbers tot hun plaatsvervangers, ‘leenmannen’ genaamd. Deze leenmannen noemden zich de Graven van Hamaland, later de Graven van Zutphen. Hiermee krijgt de adel in de Achterhoek een eerste vorm. De leenmannen werden steeds machtiger en ontwikkelden zich allengs tot onafhankelijke eigen heersers. Daarmee kwamen ze steeds opnieuw in conflict met hun oorspronkelijke bazen, de bisschoppen. Uiteindelijk hadden de bisschoppen weinig meer te zeggen over de graafschappen, heerlijkheden en andere adellijke bezittingen. Om hun macht tegenover de bisschoppen verder uit te bouwen en rijkdom te bevorderen verleenden de graven eigenstandig de grotere of strategisch gelegen dorpen, zoals Zutphen, Lochem en Borculo stadsrechten. Van deze edellieden was de Graaf van Zutphen in de Achterhoek veruit de belangrijkste.

Door huwelijkspolitiek volgden de Graven van Gelre de Graven van Zutphen op. In het zeer machtige Graafschap (later Hertogdom) Gelre vormde de Achterhoek een eigen bestuurlijke eenheid: het Kwartier van Zutphen. De andere delen van dit hertogdom werden gevormd door het Kwartieren van Arnhem (de Veluwe) en Nijmegen (het rivierengebied) en het Overkwartier (grote delen van Noord- en Midden-Limburg en aangrenzende delen in Noordrijn-Westfalen, met Roermond als hoofdplaats). In het oosten regeerden nog lange tijd de Bisschoppen van Münster, die zelf ook altijd van hoge adel waren. Zo vielen Borculo en Eibergen onder de Heerlijkheid Borculo, een leengoed van de Bisschop van Münster. In de 13de en 14de eeuw kwam de Oost-Achterhoek echter steeds meer onder invloed van de Hertogen van Gelre. Het ooit zeer machtige Hertogdom Gelre ging ten onder in het strijdgewoel van de 80-jarige oorlog, die vooral op Gelders grondgebied werd uitgevochten. De kwartieren van Zutphen, Arnhem en Nijmegen werden ingelijfd door de (protestantse) opstandelingen en gingen verder als deel van de Zeven Verenigde Provinciën. Het Overkwartier bleef in Spaanse, dus katholieke handen. Het provinciebestuur concentreerde zich vervolgens in Arnhem. Zutphen bleef echter nog lang een belangrijk bestuurscentrum in de provincie Gelderland.

De tijd van de adel is nog steeds goed te herkennen aan de vele kastelen en voorname huizen in zowel de Achterhoek als Westfalen. Rijke boeren voegden daar hun grote boerderijen aan toe: de scholteboerderijen (in Westfalen ‘Schulzen’ genoemd). Na 1800 kochten ook rijke handelaren en notabelen uit het westen zich in, een soort ‘nouveau riche’. Veel oude landhuizen werden gemoderniseerd en herbouwd of heringericht naar de mode van die tijd.

De watermolen in Borculo, voorheen eigendom van de Heren van Borculo
Streektaal

Voor u op stap gaat dient u natuurlijk een paar woorden uit de streektaal te kennen. Langs de Berkel is dit het Achterhoeks en het Westmünsterlands, het laatste ook wel ‘plattdeutsch’ genoemd. Beide, sterk aan elkaar verwante, dialecten behoren tot het Nedersaksisch, een officieel erkende streektaal die in verschillende vormen gesproken wordt van Zuid-Denemarken tot aan de noordkant van het Roergebied en van Urk tot voorbij Magdeburg. Taalkundigen onderscheiden in het Nedersaksisch vier hoofdgroepen. Het Achterhoeks en het Westmünsterlands worden hierbij, samen met onder andere het Twents, het Drents en de Veluwse dialecten, gerekend tot de hoofdgroep van het Westfaals. Het Nedersaksisch was in de middeleeuwen een zeer prominente taal, die onder meer diende als officiële voertaal van de Hanze. Het gebruik neemt momenteel zowel in Nederland als in Duitsland sterk af.

Bekke   Beek  
Ehze Oorspronkelijk een versterkt huis of boerderij, vrijwel altijd met een slotgracht. Vanaf de 17e eeuw een adellijke woning (ridderhof). Het bezit van een havezate was een voorwaarde voor de deelname aan het ridderschap en stemrecht in de Staten van Gelderland  
Enk, ink, ing     Akker op een hoger deel van de omgeving. Vaak ook als achtervoegsel in een achternaam of de naam van een boerderij, bijvoorbeeld Geerding of Bussink
Ente, fute, snippe   Watervogels: eend, fuut en (water)snip. Tevens de naam van drie van de vier nog bestaande Berkelzompen  
Good goan!   Tot ziens, het ga je goed! (in Westfalen: Good goank!)  
Goot     Grotendeels vergraven beek. Bijvoorbeeld de Koffijgoot bij Rekken (vanwege de kleur van het water) of de Mestgoot bij de Avinkstuw  
Haar   Dekzandrug, zandopduiking in een meestal van oorsprong natte omgeving. Bijvoorbeeld in Haarlo  
Kot(te)   Keuterboerderij. Bijvoorbeeld in Oldenkotte  
Laak     Gegraven of vergraven benedenloop van een beek. Bijvoorbeeld de Warkense Laak nabij de Warkense stuw.  
Lo of Loo       Open plaats in het bos. Bijvoorbeeld in Borculo: ‘open plaats aan de Berkel’, Haarlo: ‘open plaats op een zandrug (‘haar’)’. Ook zelfstandig, bijvoorbeeld als buurtschap Loo tussen Eibergen en Rekken.
Moin   In Westfalen: Hallo!  
Mors     Moeras, eigenlijk meer in de betekenis van natte overstromingsvlakte. Bijvoorbeeld in het Leugenmors bij Eibergen  
Mölle   Molen, bijvoorbeeld de Almense Mölle  
Schoppe Schuur
Schot     Stuw. Bijvoorbeeld het Aamschot in het buurtschap Waterhoek (bij Borculo). Aam of eem is een oud-Germaans woord voor ‘water’.  
Vonder   Klein bruggetje, meestal alleen voor voetgangers en vaak onderdeel van een oud kerkpad. Bijvoorbeeld het Elbrinksvonder bij Borculo of het Kerkpadvonder bij Warnsveld  
Voorst     Adellijk bos, afgeleid van het woord ‘foreest’. Verwant aan het Engelse ‘forest’. Bijvoorbeeld in Huize De Voorst bij Eefde.
Wéérkommen!   Tot ziens!  
Wick  (Westfalen) Buurtschap of een landstreek met meerdere straten van dezelfde naam.. Bijvoorbeeld in Winnewick, Crosewick en Ellewick tussen Oldenkotte en Vreden. Vergelijk Winterswijk in Nederland
De Achterhoekse vlag

Tijdens de wandeling door de Achterhoek komt u op veel plaatsen deze groene vlag tegen: de Achterhoekse vlag. Toch is die vlag pas een recent verschijnsel en het resultaat van een in 2018 uitgeschreven prijsvraag. Die werd gewonnen door ene Paul Heutinck en sindsdien wappert zijn ontwerp overal. De vlag symboliseert het Achterhoekse coulisselandschap met zijn weilanden en bossen. Het licht gebogen witte kruis verbeeldt de voor de Achterhoek kenmerkende kronkelwegen met hagen en bomenrijen erlangs.